• fr
  • nl
  • de
  • Steun de Stiching
  • fr
  • nl
  • de
  • Terug naar alle projecten

    Van maat tot math (MiniMath)

    Sint Barbaracollege/De Panda/Sint Pietersintituut Gent

    2006

    Initiatiefnemers

    Het project werd ingediend in 2006 door een leerkracht van het St-Barbaracollege te Gent. Van bij de start werd nauw samengewerkt met de zorgcoördinator van de basisschool De Triangel te Gent.

    In het vierde werkjaar participeert ook het Sint-Pietersinstituut aan het project en tijdens het vijfde werkjaar sloot ook –in beperkte mate- de school Nieuwen Bosch aan. Zij legde het accent op taalinitiatie. De drie secundaire scholen uit Gent, nl. St-Barbaracollege, Sint-Pietersinstituut en Nieuwen Bosch fungeren als begeleidende school voor de projectschool De Triangel.

    Beginsituatie

    De school De Triangel telde in 2006 ongeveer 165 leerlingen. De school kende toen een sterke daling van het aantal leerlingen (in 1993-1994: 270 leerlingen). De school ligt in een achtergestelde buurt en kent een groot aantal kansarme en allochtone leerlingen. Het profiel van de leerlingen komt hier op neer: 100% van de leerlingen voldoet aan één of meerdere indicatoren van het GOK-decreet; 80% van de moeders heeft geen diploma secundair onderwijs en 97% van de gezinnen spreekt thuis een andere taal dan het Nederlands. De meerderheid van de leerlingen heeft Turkse ouders.

    Doelstelling en concretisering

    Het project ‘Van maat tot Math’ heeft als doel om wiskundige begrippen en technieken te visualiseren en te concretiseren, door het ontwikkelen en het realiseren van didactisch materiaal en door gebruik te maken van een actieve leermethode, met leerlingen uit de derde graad aso voor kansarme en anderstalige leerlingen uit De Triangel en (later) De Panda, twee basisscholen in Gent.

    Concreet begeleiden leerlingen uit het secundair onderwijs elk een paar leerlingen uit de basisschool om didactisch materiaal (wiskundige modellen) te maken. Met het maken van didactisch materiaal wil men leerlingen uit achtergestelde milieus een positieve stimulans geven. Het project spitst zich niet toe op het wiskundig aspect alleen, maar heeft ook aandacht voor de ontwikkeling van de volledige persoonlijkheid van elk kind in zijn gezin en zijn buurt.

    De leerlingen van de derde graad van de secundaire scholen krijgen de verantwoordelijkheid om, onder begeleiding, de kinderen van de basisschool (tweede tot zesde leerjaar) niet enkel te helpen bij het maken van nieuw didactisch materiaal maar hen ook basiscompetenties te laten ontwikkelen.  Aangezien taal voor deze doelgroep enorm belangrijk is, beoogt het project met concrete maquettes, modellen en interactieve spelletjes de abstracte taal van de wiskunde en van het Nederlands bij anderstalige kansarme kinderen bij te brengen.

    Voor de leerlingen van de secundaire scholen werden volgende doelstellingen nagestreefd:  zich ten dienste stellen met en voor mensen;  sociaal bewuster maken; taal- en wiskundekennis omzetten in interactieve modellen; technische vaardigheden aanleren om modellen te ontwikkelen; vergroten van zelfvertrouwen, zelfstandigheid, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheidszin; leren werken met (kansarme) kinderen;  aanscherpen van zelfevaluerend vermogen.

    Voor de leerlingen van De Triangel werden volgende doelstellingen nagestreefd:  wiskundeontwikkeling stimuleren; taalontwikkeling stimuleren; initiatie geven in technologische opvoeding;  positiever zelfbeeld ontwikkelen;  sensibiliseren van de ouders voor onderwijs; bewustmaken van de eigen invloed op de omgeving.

    De belangrijkste activiteit bestaat uit het wiskundig knutselen.  De leerlingen uit het secundair onderwijs bereidden (onder begeleiding van de projectleider) voor de leerlingen uit de lagere school een woensdagnamiddag activiteit voor. Hierbij werd aandacht gegeven aan de didactische aanpak in functie van het beoogd doel en rekening houdend met de specifieke situatie van elk kind. De leerlingen bereidden hun model thuis voor en begeleidden de woensdagnamiddag enkele kinderen uit DeTriangel bij het maken van het model.

    In totaal werden per jaar een vijftigtal leerlingen uit De Triangel begeleid door een twintigtal leerlingen uit de secundaire scholen. Bij deze activiteiten waren ook 9 personeelsleden betrokken om het hele proces in goede banen te leiden: 4 uit het lager onderwijs en 5 uit het secundair onderwijs.

    Daarnaast werd gewerkt aan de gewelfsleutels van de Sint-Niklaaskerk. Kinderen van het 5e en 6e leerjaar van De Triangel kwamen naar het Sint-Barbaracollege om er elke maandagnamiddag (gedurende 2,5 maanden) te werken aan hun wiskundig kunstwerk. Deze kunstwerken zullen de sluitstenen versieren van de Sint-Niklaaskerk te Gent. De techniek, een aluminium geraamte bekleed met steenpapier, is opgelegd door de restaurateurs. Bij deze actie werd ook een derde school betrokken, nl. het Sint-Pietersinstituut Gent. Twee leerkrachten uit de basisschool en drie uit de secundaire scholen begeleidden deze activiteit.  Bij de afsluiting van dit deelproject werd De Triangel niet betrokken, waardoor het  vertrouwen tussen de scholen een deuk kreeg.

    Als uitloper hiervan volgde nog het Feniksproject. Drie feniksen (papier maché) werden gemaakt door de kinderen van De Triangel onder begeleiding van leerkrachten van De Triangel en Sint-Barbaracollege. Dit kunstwerk met wiskundige inslag brengt twee werelden bij elkaar: kinderen/volwassenen, mensen met weinig/veel kansen, allochtonen/autochtonen en dragen als boodschap ‘laat ons samenwerken om iedereen gelijke kansen te geven’.

    Geboekte vooruitgang

    Uit de jaarlijkse bevraging van betrokken kinderen, leerlingen en leerkrachten blijkt dat de geformuleerde doelstellingen in belangrijke mate werden gerealiseerd. Zo bv. vonden de kinderen het wiskundig knutselen leuk, kregen zij graag uitleg van oudere meisjes en jongens, zij vertellen er thuis over, enz. De kinderen leren niet alleen op inhoudelijk gebied van de wiskunde en taal maar worden technisch ook vaardiger (bv. gebruik van lat en passer) en hebben meer ruimtelijk inzicht. Bij de oudere kinderen zou er een grotere interesse ontstaan voor het volgen van het aso.

    De leerkrachten zeggen dat zij verschil merken. Leerlingen die het wiskundig knutselen volgen zouden meer dan anderen: nauwkeurig zijn bij het tekenen van figuren; correct gebruik maken van passer en tekendriehoek en sommige benamingen komen hen bekend voor.

    De leerlingen (begeleiders) zeggen hierover o.m.: “ze werden beleefder, speelser, gemotiveerder en ze konden op het einde beter met pen en lat werken dan in het begin”.

    Het positief effect op de kinderen komt ook tot uiting in het gesprek met de ouders. Eén ouder vertelt dat haar zoon die stil, verlegen en teruggetrokken is, wel komt knutselen; een andere ouder vertelt dat haar zoon nu in het tweede aso zit.

    Ook de leerlingen (begeleiders) zelf hebben veel gehad aan de begeleiding van de kinderen bij het wiskundig knutselen. Hun beeld over kansarme kinderen/gezinnen en allochtonen veranderde in positieve zin. Zij gaven aan: ‘ik heb geleerd dat het voor hen niet gemakkelijk is in onze maatschappij’, ‘meer respect en begrip’, ‘op een of ander manier ga je er op voorhand van uit dat ze minder getalenteerd zijn, maar wat ik geleerd heb is dat we allemaal gelijk beginnen’, ‘ik apprecieerde ook het engagement van de kinderen. Niet iedereen wil zijn vrije tijd inleveren om zijn wiskunde te verbeteren’.

    Ook droeg het bij tot het verkleinen van de kloof tussen kinderen en ouders enerzijds en de school anderzijds.

    Hefbomen en moeilijkheden

    Het project kende een aantal sterke punten. Vooreerst, het project werd gerealiseerd dank zij de inzet van een aantal zeer enthousiaste en geëngageerde leerkrachten. Een sterk punt ligt ook in de combinatie van het werken met leerlingen uit het secundair onderwijs (stagiairs) en kinderen uit het lager onderwijs. Niet enkel de leerlingen leren veel op het vlak van wiskunde, taal, vaardigheden, ook de stagiairs leren veel inzake wiskundige modellen maar ook en vooral in het begeleiden en het leren kennen van de cultuur van de zwaksten. Het maken van modellen op de woensdagnamiddag geeft ook extra contactmogelijkheid met de ouders.

    Daarnaast waren er ook een paar werkpunten. Sommige praktische zaken met betrekking tot de activiteit op woensdagnamiddag, zoals alle betrokkenen beter informeren, correctere afspraken maken, werden als werkpunt opgegeven. Ook gaven de oudere leerlingen aan onvoldoende voorbereid te zijn om de jonge leerlingen te begeleiden. Dergelijke werkpunten werden mee opgenomen voor het volgend schooljaar. Bv. de leerlingen-stagiairs worden beter voorbereid op hun opdracht. Bv. Zij worden ingelicht over wat men op welke leeftijd kan verwachten (bv. met meetlat werken, knip- en plakvaardigheden). Ook worden afspraken gemaakt over het gebruik van kauwgom, het spreken van een vreemde taal tijdens de les, stipte opvolging van alle afspraken tijdens de les.

    Een ander werkpunt was de beperkte draagkracht binnen de school en de hoge werkdruk op het beperkt aantal dragende leerkrachten. Tijdens de projectduur kwam er gaandeweg wel wat verbetering, maar de uitstraling binnen de secundaire scholen bleef eerder beperkt.  Zo hielpen twee leerkrachten en ook studenten van de Artevelde hogeschool mee aan het ontwikkelen van wiskundige modellen. Hierdoor werd de druk om elke week nieuwe modellen te ontwikkelen kleiner.

    Van bij de start was het de bedoeling om het project bruikbaar te maken voor andere scholen. Een bundeling van modellen zou op een of andere manier breder beschikbaar worden gesteld (als bundel, boek, bladen op internet, enz.). Op het einde van de projectperiode was het nog niet duidelijk in welke vorm deze verbreding zou gebeuren en wie de actie concreet zou trekken.

    Na het vierde werkjaar dreigde er een tekort aan leerlingen-stagiairs. De initiatiefnemende leerkracht gaf niet langer les in het vierde jaar en kon hierdoor deze leerlingen niet motiveren om in het vijfde jaar te kiezen voor het project als sociale stage. Om die reden werden andere secundaire scholen aangesproken om aan het project deel te nemen.

    Voortzetting van project

    Op het einde van de projectduur werd gesteld dat het project ‘van Maat tot Math’ zal blijven voortlopen met de nodige inspanningen voor het werven van leerlingen uit het secundair onderwijs en ook dat er werk zal worden gemaakt van het opstellen van een bundel met modellen die bruikbaar is voor een breder publiek.

    De trekkende figuren uit De Triangel engageerden zich vanaf september 2012 in De Panda, een andere basisschool in een kansarme wijk in Gent. Hierdoor werd het project ook daar opgestart.

    De situatie in De Triangel (nieuwe directie) bleek er zich niet langer toe te lenen om het project daar nog te verwezenlijken. Het wiskundig knutselen werd daar stopgezet en al het materiaal werd overgebracht naar basisschool De Panda.

    Tot op heden loopt het project verder in De Panda. De secundaire, begeleidende school is het Sint-Pietersinstituut. Leerlingen van het zesde jaar kunnen kiezen voor dit project in het kader van hun sociale stage, gelinkt aan de lessen godsdienst. Op het einde van de reeks gaan de kinderen naar de secundaire school. Ook de ouders worden uitgenodigd. De leerlingen van het Sint-Pietersinstituut bezorgen alle kinderen nog een laatste leuke namiddag met spelletjes en pannenkoeken.

    Contactgegevens

    Contactpersonen:

    – Mevr.Bernadette De Baere

    Gepensioneerde leerkracht wiskunde Sint-Pietersinstituut

    bernadette.debaere@hotmail.com

    – Mevr.Nathalie Van Wassenhove

    Coach brugfigurenwerkingGent – Onderwijscentrum Gent –  Dept. Onderwijs, Opvoeding en Jeugd, Stadhuis, Botermarkt 1, 9000 Gent

    Tel: 0468/14.15.98 –  nathalie.van.wassenhove@gmail.com

    – Mevr. Nele Dogimont

    Brugfiguur BS De Panda, August Vermeylenstraat 2, 9000 Gent

    nele.dogimont@stad.gent

    Terug naar alle projecten